De weg naar doelsturing is ingezet. Het woord regeneratieve landbouw is ‘hot’. Op de akkers ploppen steeds vaker nieuwe robots op en er is de snelle opkomst van AI, dat het denken en werken op een akkerbouwbedrijf lijkt te gaan overnemen van de boer. Wat betekent dit voor de boer, de mens, de ondernemer op het akkerbouwbedrijf? Een gesprek over de toekomst, met de Groninger akkerbouwer Anselm Claassen, de Drentse akkerbouwer Robin Bouwmeester en Countus-adviseur Hessel Kingma.

Het gesprek vindt plaats in de kantine van het akkerbouwbedrijf van Anselm Claassen (62) in Vierhuizen. Hij staat te boek als een voorloper, experimenteert voortdurend met nieuwe teelttechnieken, machines en precisielandbouw. Het akkerbouwbedrijf op lichte tot zware zavelgrond heeft hij al overgedragen aan zijn zoons, Martijn (28) en Marcel (26). Voorlopig is hij nog nauw betrokken bij de bedrijfsvoering. De belangrijkste tak van het bedrijf is de teelt van hoogwaardig pootgoed voor met name Agrico. Uien, suikerbieten en graan completeren het bouwplan. Zoveel mogelijk knollen in duurdere maten produceren is de koers. De Groninger akkerbouwer is deelnemer aan het project Nationale Proeftuin Precisie Landbouw (NPPL).

Wat heeft al dat experimenteren je gebracht?

Anselm: ‘Heel veel kennis en interessante data. Al moet ik ook eerlijk zeggen dat we het verdienmodel er nog niet helemaal uithalen. Dat komt ook omdat we hier vanwege bruinrot niet mogen beregenen, wat het lastiger maakt om te sturen op knolaantallen. En je hebt maar één keer per jaar de kans om het goed te doen. Vervolgens zijn er heel veel factoren die invloed hebben op het eindresultaat. Precisielandbouw is de kunst om zoveel mogelijk toeval uit te sluiten.’

Wat doe je momenteel zoal?

Anselm: ‘We experimenteren sinds kort met ziektedetectie in pootgoed, met de aardappelselectierobot Croptiscan van startup Croptimal in Eenrum. Hiermee kunnen we zonder menskracht op de akker zieke planten opsporen. Daarnaast werken we al een aantal jaren met variabel poten en maakt een camera tijdens het aardappelrooien continu beelden, waarmee de knollen worden geteld en de knolmaat bepaald. Maar dan weet je nog niet precies welke teeltmaatregelen je moet nemen om extra knollen te krijgen. Want de knolzetting is van heel veel variabelen afhankelijk, zoals bemesting, vocht, pootafstand, pootgoedbehandeling en -kwaliteit, ras, bodem op die plek en noem ze verder allemaal maar op.’

Het lijkt mij één groot doolhof.

‘Dat is het. Want welke kant moet je op? Is het dit? Is het dat? Of is het zus? Of zo? En we komen pas over vier jaar met pootgoed terug op zo’n perceel hè. Dus in een akkerbouwloopbaan heb je maar iets van 15 kansen. Daar komt bij dat je al die data ook nog eens moet verwerken, terwijl dat niet je dagelijkse werk is. Gebrek aan tijd, kennis en de juiste ondersteuning zijn bij het verwerken en interpreteren van de data voor mij dan ook de grootste knelpunten.’

Anselm Claassen: ‘Nu data verzamelen is straks goud waard.’
Hessel Kingma: ‘Telers zijn nu wel bereid om te veranderen.’
Robin Bouwmeester: ‘Vrolijke kleuren op de spuit misschien?’

Wat is voor jou dan de uitdaging om mee te doen?

‘Ik wil zoveel mogelijk data krijgen waar we over vijf of tien jaar hopelijk volop van kunnen profiteren. Daar draait het voor mij om. Er lopen zoveel slimme mensen rond, de ontwikkelingen rondom AI gaan razendsnel en voordat je het weet zijn er straks complete programma’s die op basis van de verzamelde data met de perfecte oplossing of het perfecte teeltadvies komen. En dan heb je op basis van jarenlang verzamelde kennis en data ineens een behoorlijke voorsprong.’

Inmiddels is akkerbouwer Robin Bouwmeester de kantine binnengewandeld. Hij runt een akkerbouwbedrijf van 160 hectare in Wijster met 65 hectare pootgoed en verder uien, consumptieaardappelen, zetmeelaardappelen, suikerbieten en graan. Er wordt veel grasland geruild met melkveehouders. Enthousiast vertelt hij over het fertigatiesysteem, waarmee hij nu twee jaar werkt in de uienteelt. De druppelirrigatie met stikstof en kali geeft harde en grove rode uien. ‘En ze blijven ook gewoon twee weken langer staan.’ Ook Anselm past fertigeren naar volle tevredenheid toe op zijn bedrijf. ‘De kosten voor fertigeren zijn ook bijna € 2.000 per hectare. Dus je hebt ook echt wel extra tonnen of kwaliteitsverbetering nodig om de teelt beter te laten renderen’, geeft Hessel Kingma van Countus aan.

‘Tekort aan arbeidskrachten versnelt de komst van robots’

Bouwmeester is volop aan het experimenteren met KPI’s en was een van de eerste telers in Nederland die ging werken met de zogeheten Quality Grader van Flikweert Vision, de elektronische en optische machine die aardappelen sorteert op kwaliteit. Onder akkerbouwers wordt de machine ‘de Flikweert’ genoemd. Anselm stelt hem meteen een vraag.

Robin, toen jij in de Flikweert stapte, toen dacht jij toch ook: ik weet niet wat dit mij gaat opleveren? Nou, hoe lang heb je dat ding inmiddels staan?

Robin: ‘Vijf jaar. En vanaf dag één was ik vol verbazing wat drie van die broekjes van 20, 21 jaar op gebied van computertechniek en AI kunnen. Aanvankelijk herkende de sorteerder aardappelen met rhizoctonia niet. Toen hebben we een aantal aangetaste aardappelen op de leesband gegooid, de Flikweert maakte foto na foto en een dag later hadden die jongens al een proefprogramma die de zieke aardappelen er ineens wel uithaalde. Dat soort mensen is goud waard voor het verder ontwikkelen en moderniseren van onze mooie akkerbouwsector.’

Wat heeft de Quality Grader jouw gebracht?

Robin: ‘Werkplezier, rust, arbeidsgemak. Deze sorteerder hoeft geen koffie en is nooit ziek. Omdat we werken met hoogwaardig pootgoedmateriaal is mijn vader er in de leeskamer nu altijd nog wel bij. Maar die machine blijft doorleren, dus dat hoeft straks ook een keer niet meer. Wat Anselm zegt, je moet eerst beginnen met data ophalen. Die machine wordt daardoor steeds intelligenter waardoor jouw bedrijfsresultaat ook steeds beter wordt, omdat je steeds minder fouten hebt. De keurmeesters die hier komen varen ook al meer en meer op de kennis van de Flikweert en ik denk dat het op termijn zo is dat een keurmeester inlogt en de gegevens van de sorteerder kan uitlezen, zonder dat jij er zelf bij hoeft te zijn.’

De Qualtiy Grader en de Croptiscan op jullie bedrijven onderstrepen dat de robotisering nu snel doorzet.

Anselm: ‘Het tekort aan arbeidskrachten loopt de komende jaren alleen maar op. En als ze er al zijn, ben je flink wat geld kwijt. Dat, in combinatie met een goed verdienvermogen in de akkerbouw, is de reden waarom de robotisering nu echt doorbreekt.’

Hessel:  ‘Arbeid is een belangrijke driver voor robotisering, maar dat er minder gewasbeschermingsmiddelen beschikbaar zijn, speelt zeker ook een rol. Dus je hebt andere manieren van werken nodig en daarin kun je alleen investeren als er ook geld wordt verdiend op het bedrijf.’

Robin: ‘Of meer gaan samenwerken met de buurman. Zo hebben wij een prima samenwerking met de buurman die een Ecorobotix heeft. Ik hoef die robot niet zelf in de schuur, heb daar ook helemaal geen verstand. Mijn buurman wel, laat hem daar mooi de specialist in blijven, hij vindt het leuk, stuurt een rekening en ik betaal daar graag voor.’

Anselm Claassen: ‘Met alle technieken die er tegenwoordig zijn, zouden we in mijn ogen als boeren minder vaak verrast moeten worden door een regenbui.’

Iets anders: ik kan me voorstellen dat elektrische onkruidrobots op de akkers ook een boost kunnen geven aan het imago van de akkerbouw, daar waar het gaat om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

Robin: ‘Dan moeten we dat verhaal wel beter gaan uitleggen. Ik denk namelijk dat we de spuitmachine alleen maar meer gaan zien. Binnen nu en vijf jaar spuiten we dankzij de cameratechnieken allemaal plaatsspecifiek. Dan gebruiken we fors minder middelen dan vroeger, maar rijden we wel vaker even het land op. Ik ga nu al vaker met de spuit het land op dan toen de regels nog niet zo streng waren. Dat er veel minder chemische middelen in de tank zitten en vaak zelfs ook helemaal niet, ziet de burger van de buitenkant niet. Dan spuit ik met knoflook, maar krijg ik toch nijdige blikken. We moeten een manier zien te vinden dat mensen dat beter begrijpen.’

‘Ik wil graag nog dertig jaar boer blijven zonder al te veel frustratie’

Hessel: ‘Dat is vooral de boodschap blijven vertellen.’

Robin: ‘Of allemaal vrolijke kleuren op je spuit gaan spuiten, die aangeven dat je groen bezig bent. Of een box erop zetten waaruit een stem klinkt die zegt dat we pepermuntextract spuiten. ‘Ruik maar, lekker! Of weet ik veel.’

Anselm: ‘Vorige week was ik met de spotsprayer op het land. Dankzij die uitvinding gebruik ik nu nog maar 10% aan middelen van wat ik enkele jaren geleden nog gebruikte. Dat verhaal lees je nooit terug in de media. In een spuitmachine zit vergif, dat is de ‘mindset’ in de publieke opinie. Terwijl het echte verhaal zo veel genuanceerder is.’

Even terug naar het werken met nieuwe en preciezere technologie en data: is het zo dat er straks een data-analist langskomt in plaats van een teeltadviseur van de leverancier van gewasbeschermingsmiddelen of van de meststoffen?

Robin: ‘Ik denk dat een teeltadviseur nodig blijft, want bemesten en ziekten bestrijden blijft nodig, alleen dan veel nauwkeuriger en plaatsspecifieker.

Maar je moet die data eerst wel goed kunnen analyseren. 

Anselm: ‘Ik denk dat dat stuk bij de gewasbeschermingsspecialist en de meststoffenleverancier komt te liggen.’

‘Akkerbouwer van de toekomst zal mee moeten met de nieuwe technologie’

Hessel: ‘Als ik kijk wat er op jouw bedrijf nu allemaal al aan dataverzameling gebeurt, dan levert dat zo veel meer actuele data op dat je straks al tijdens het groeiseizoen voortdurend kunt gaan bijsturen met bemesting of andere middelen. Als je dat vervolgens in een programma zet dat de goede vertaling maakt, ga je al bijna richting een volledig digitaal teeltadvies.’

We schuiven de komende jaren dus langzaam op richting een bijna volledig gecontroleerde teelt, zoals in de kas ook gebeurt.

Anselm: ‘Het enige wat er straks nog niet over onze akkers zit is glas. Maar eigenlijk gaan we die kant wel langzaam maar zeker op, een volledig gecontroleerde teelt in de open lucht, een glasteelt, maar dan zonder glas.’

Dus ook al is de teelt volledig gecontroleerd, je zit nog altijd wel met weersinvloeden.

Anselm: ‘Dat gaan we niet veranderen. Wat ik teleurstellend vind, is de nauwkeurigheid van de weersvoorspellingen, die blijft achter. Met alle technieken die er tegenwoordig zijn, zouden we in mijn ogen als boeren minder vaak verrast moeten worden door een regenbui. We vliegen inmiddels met z’n allen naar de maan, maar het weer accuraat voorspellen, blijft nog steeds lastig.’

Het werken op de manier zoals jullie doen, gebeurt dat al veel op bedrijven? Of zijn jullie echt wel een beetje voorlopers?

Anselm: ‘In mijn beleving gebeurt er nog weinig. Voor de meeste telers is precisielandbouw en dataverzameling nu nog een brug te ver. Ik vind ook dat wij als akkerbouwsector op dit gebied ook achterlopen bij de melkveehouderij. Die heeft dankzij de melk- en voerrobots al heel veel interessante data waar ondernemer ook daadwerkelijk hun voordeel mee doen. Ik verwacht dat de akkerbouw daarin de komende jaren wel een inhaalslag gaat maken, waar we binnen vijf tot tien jaar van gaan profiteren.’

Fertigeren, ook een voorbeeld van vernieuwing in de akkerbouwer. Robin Bouwmeester is enthousiast: ‘De druppelirrigatie met stikstof en kali geeft harde en grove rode uien. En ze blijven ook gewoon twee weken langer staan.’

Robin: ‘Zo zie ik het ook. De akkerbouwer die nu data verzamelt, heeft daar in 2035 baat bij. Het levert kennis en daarmee voorsprong. Zo ben ik op mijn bedrijf ook volop bezig met het ontwikkelen van en werken met KPI’s. Omdat ik nog dertig jaar boer wil blijven zonder al te veel frustratie. En dan denk ik: als we met KPI’s een stuk rigide wetgeving kunnen vervangen, loop ik daar nu al vast graag in mee. Ik denk dat we met de KPI›s een soort van beginpunt hebben van hoe we bepaalde zaken op ons bedrijf goed kunnen kwantificeren. We kunnen wel blijven roepen: we zijn goed bezig, het gaat hartikke goed met de natuur, met het middelengebruik, met stikstof. Maar zolang we geen harde cijfers hebben, worden we overruled door iedereen die wel met cijfers komt. Dat moeten wij ook veel meer gaan doen.’

Hessel: ‘Ik denk dat Robin het goed zegt. Je kan de komende 30 jaar overal tegenaan blijven schoppen, maar dat gaat gepaard met 30 jaar ergernis. Ik zeg altijd: gestopt zijn met beter worden is gestopt zijn met goed zijn. Dus je moet continu blijven verbeteren. En dat merk ik bij jullie allebei, de intrinsieke motivatie om beter te worden.’

Zijn dit bij Countus gesprekken die je veel voert?

Hessel: ‘Dat begint wel meer te komen. In steeds meer studiegroepen is het onderwerp nu ‘strategie van de toekomst’. Daar zitten vaders en zonen aan tafel en voeren we discussies of er nu een nieuwe aardappelrooier of bewaarschuur bij moet óf dat je moet investeren in nieuwe technologie, dataverzameling en anders gaan telen en werken. Die gesprekken vinden wel steeds meer plaats. Ook omdat er ruimte is voor investeringen in nieuwe ontwikkelingen.

Waar investeren akkerbouwers momenteel vooral in?

Hessel: ‘In de afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd in nieuwe aardappelrooiers en bewaarschuren. We zien de productielijnen, de inschuurlijnen verbeteren. Wat nu echt meer begint te komen, is het investeren in robotisering. Nieuwe technologieën om door te ontwikkelen, een stukje arbeid te vervangen en de gewasbeschermingsmiddelen reductie op te vangen. En een andere duidelijke beweging is dat telers veel meer gaan kijken naar de bodemgesteldheid op hun bedrijf. Hoe is het bodemleven? Wat doen de schimmels en de bacteriën in de bodem? Kunnen we het organische stofgehalte stimuleren met groenbemesters? En wat doet dan voor mijn rendement?’

Dat zijn mooie ontwikkelingen.

Hessel: ‘Daarom ben ik erg positief over de toekomst van de akkerbouw in Nederland. Waar in 2019 de hakken in de zand of in de klei gingen tegen verandering zie je nu dat de veranderingsbereidheid in de akkerbouw sterk is gegroeid. De hele ontwikkeling met nieuwe technologieën maken de akkerbouwsector ook weer interessanter voor jonge mensen om in te gaan werken.’

Het protoype van de Croptiscan, de ziektedetectierobot in pootgoed waarmee wordt geëxperimenteerd op het bedrijf van Anselm Claasen.

Denk jij dat de akkerbouwer van 2040 andere skills nodig heeft dan de akkerbouwer van nu? 

Hessel: ‘De akkerbouwer van de toekomst moet in de eerste plaats gewoon op en top boer blijven, dat is het allerbelangrijkste. Maar hij zal ook mee moeten in nieuwe technologie, in data-gedreven werken, in toch een beetje snappen hoe robots werken. En ook op ze durven te vertrouwen. Dat wordt nog een hele uitdaging, eigenwijs als hij is, ha, ha!’

Dat rondje door de gewassen blijft nodig?

Hessel: ‘Absoluut! Je moet altijd zelf het gewas blijven zien, de feeling met het product houden, de natuur blijven snappen. Want anders kun je de data niet vertalen naar de natuur.’

Anselm: ‘Alleen voor het ijken van de data is dat al hard nodig, is mijn ervaring.’

Hessel: ‘Akkerbouwers krijgen wel meer een controlerende taak in plaats van een uitvoerende taak, dat verwacht ik wel. Je gaat minder in de uitvoering en meer in de controle vanuit de kennis die je hebt.’

Robin: ‘Ik vind ‘het rondje over de akker’ ook de grote charme van het boer zijn. Dat je buiten met die gewassen bezig bent. Anders kan ik net zo goed een farming simulator kopen. Zo gaat het niet werken, daar geloof ik niks van.’

Vorig artikelLichte laser schiet onkruid uit het veld
Volgend artikelTeelt voor biobased bouw vraagt lef en geduld