Het is 2035. Over onze akkers rijden inmiddels meer autonome voertuigen die zonder morren zaaien, schoffelen en onkruid trekken. Robots,  zoals de pootgoedziektedetectierobot, herkennen ziekten eerder dan het menselijk oog ooit kon. Bodems worden continu gemonitord door sensoren die weten wat er leeft en wat er mist. De gewasontwikkelingen worden met drones in de gaten gehouden. Met die informatie wordt het uitgewerkte bemestingsplan just-in-time en op de juiste plek op ingezet eventueel met druppelslangen.

Robots en trekkers rijden grotendeels op eigen opgewekte energie en worden ‘getankt’ met de accu op het eigen bedrijf. De uitstoot van broeikasgassen, stikstof en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is drastisch gedaald. Een deel van de uitdagingen wordt ook opgelost met veredeling. Met nieuwe rassen, die beter bestand zijn tegen droogte of bepaalde ziekten. Deze ontwikkeling wordt ondersteund vanuit nieuwe veredelingstechnieken.  

Daarnaast heeft een vorm van regeneratieve landbouw in tien jaar tijd de plek ingenomen van het meer traditionele ‘input-denken’. Boeren sturen met regeneratieve maatregelen binnen doelsturing op de verschillende doelen: bodemleven, koolstofopslag, biodiversiteit en waterkwaliteit. We voeden de bodem, zodat de bodem ons voedt.

En toch… ondanks al deze vooruitgang, blijft er één constante: de natuur.

Want hoe goed we ook sturen op data, hoe slim onze algoritmen ook worden, we kunnen het weer nog steeds niet programmeren. Zelfs het voorspellen van het weer blijft moeilijk, dit ervaren we regelmatig. Regen komt en gaat zonder aankondiging. Een nat voorjaar stelt onze schema’s fors bij. Een nieuwe schimmelziekte verspreidt zich in een paar weken over het hele land – en is onbekend voor onze modellen.

Juist in deze tijd van precisie en innovatie groeit het besef dat  je nooit 100% controle hebt. In plaats van tegen de natuur in te werken, zullen we haar steeds beter leren lezen. Flexibiliteit blijft belangrijker dan planning. Vakmanschap en fingerspitzen gevoel van de akkerbouwer blijft noodzakelijk om samen met de natuur te werken en de juiste keuzes te maken ondersteund vanuit data. Al met al vergt deze verandering een investering van de individuele akkerbouwer. Een financiële investering in nieuwe machines en nieuwe technologieën maar ook tijd investeren in kennis en nieuwe inzichten en een veranderende werkomgeving. 

De toekomst van de akkerbouw is innovatief én natuurbewust. Technologie helpt ons, maar uiteindelijk telen we nog steeds op de akkers onder de open hemel. En wie goed wil boeren in 2035, weet één ding zeker: de natuur blijft de baas.

 

Hessel Kingma,
Branchespecialist Akkerbouw bij Countus

Vorig artikelVerzamelde data tilt teelt naar een hoger plan