Het project Perceelemissie in de hand is afgerond. Zo’n 70 Friese akkerbouwers werkten op vrijwillige basis aan het reduceren van de uit- en afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen. Wat is er bereikt? En komt er een vervolg?
De komende jaren moet de emissie van gewasbeschermingsmiddelen op akkerbouwbedrijven van zowel erven als percelen over de gehele linie fors worden teruggebracht. De overheid heeft de ambitie uitgesproken dat er in 2030 geen restanten van gewasbeschermingsmiddelen meer aangetroffen mogen worden in het oppervlaktewater. Met het project Perceelemissie in de hand als aanjager hebben zo’n 70 Friese akkerbouwers tussen 2017 en 2021 al flinke stappen gezet.
Maatwerk per bedrijf
De maatregelen die de akkerbouwers hebben genomen, zijn heel divers. Verhoging van het organisch stofgehalte van de bodem, beteelde kopakkers, ecoploegen, het toepassen van een freestand, drempels tussen de aardappelruggen en aangepaste spoorbreedten zijn enkele voorbeelden van genomen maatregelen.
‘Grootste winst is bewustwording bij telers’
Bodembeheer en bodemgezondheid zijn de twee sleutelwoorden bij het terugdringen van uit- en afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen, stelt projectleider Sjoerd van der Meulen van LTO Noord. ‘Met het vergroten van de infiltratiecapaciteit van de bodem valt de meeste winst te behalen. Daarmee snijdt het mes voor akkerbouwers aan twee kanten: ze boeken milieuwinst én helpen hun bedrijf vooruit. Dit kan door minder zware machines of het inzaaien van de juiste groenbemesters om de bodemstructuur te verbeteren. Daarmee krijg je een betere koolstofvastlegging, hogere infiltratiecapaciteit en daarmee ook het tegengaan van verzilting.’
Mooie successen
Van der Meulen is content met de behaalde resultaten. ‘Sinds de start van het project zijn er door Wetterskip Fryslân op de acht meetpunten in de provincie minder middelen in het oppervlaktewater aangetroffen en is de mate van normoverschrijding ook afgenomen.’ Hij concludeert dat de teeltmaatregelen dus zeker effect hebben gehad, maar erkent dat het moeilijk is om daar keiharde percentages aan te hangen. ‘Er zijn zo veel factoren die van invloed zijn op de uit- en afspoeling dat het moeilijk is om aan te geven wat precies door welke maatregel komt. De grootste winst is dat er bewustwording is gecreëerd.’
Projectdeelnemers hebben niet de illusie hebben dat de ambitieuze 0-lijn daadwerkelijk haalbaar is. Ook projectleider Van der Meulen geeft aan dat dit een lastig verhaal wordt. Volgens hem moet het uiteindelijke doel zijn om normoverschrijdingen in de toekomst te voorkomen. Het is de vraag of dat haalbaar is. ‘De huidige normen zijn streng. Tijdens een droge zomer kunnen we die zeker halen. Maar met clusterbuien van 40 millimeter is dat onbegonnen werk. Daar is geen maatregel tegen opgewassen.’
Spoorbreedte trekker aanpassen
Pootaardappelteler Thomas Pollema uit Alde Leije deed vanaf de start mee aan het project. Zeven jaar geleden besloot hij en zijn familie de spoorbreedte van de trekker aan te passen naar 3,20 meter. De aardappelen worden sindsdien geteeld op onbereden grond. ‘Het water zakt daardoor beter weg.’
Een tweede maatregel is de inzet van een freestand. ‘Met behulp van een rijenfrees gaan we met een tand tussen de ruggen, om ze open te trekken. Ook dat helpt om het regenwater weg te laten lopen’, vertelt Pollema. Met behulp van zogenoemde infiltratiegreppels tussen de aardappelruggen en de kopakker vangen de Pollema’s afstromend water op. Deze greppels staan niet in directe verbinding met de nabijgelegen sloten. De akkerbouwers legden ook groenstroken aan om het water af te remmen.
Drempels tussen de ruggen
Een andere maatregel die de Pollema’s nemen, is het aanleggen van drempels tussen de aardappelruggen. Bij normale regenval kun je met drempels afspoeling naar sloten voorkomen. Voor veel akkerbouwers is deze maatregel echter praktisch bijna niet uitvoerbaar. De drempels vormen vaak onwerkbare obstakels voor de selectiekar. Bovendien blijft het water bij extreme regenval tussen de ruggen staan. Bij Pollema speelt het probleem van de selectiekar niet. ‘Wij selecteren lopend in plaats van met een selectiekar.’ Op een aantal percelen werkt hij met drempels. ‘Dat helpt wel en een bijkomend voordeel van drempels tussen de ruggen is een betere knolzetting.’ Toch durft hij deze maatregel op de nattere percelen niet aan. ‘Daar gebruiken we liever een freestand. Je moet per perceel bekijken wat de beste oplossing is.’
‘Niet van bovenaf opleggen’
De Friese akkerbouwers begonnen uitermate gemotiveerd aan het project Perceelemissie in de hand. Maar toen het aanleggen van drempels tussen aardappelruggen als verplichte maatregel dreigde te worden opgenomen in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, stuitte dat op weerstand. Hoewel de maatregel uiteindelijk werd geschrapt, voelden sommige deelnemers aan het project zich behoorlijk in het pak genaaid. ‘Gelukkig is het uiteindelijk niet doorgegaan, maar het is wel schadelijk voor de motivatie onder akkerbouwers’, zegt deelnemer Thomas Pollema. ‘Maatregelen moeten maatwerk zijn per bedrijf, moeten praktisch uitvoerbaar zijn en niet van bovenaf worden opgelegd’, vindt ook projectleider Sjoerd van der Meulen. ‘Anders kan je het wel vergeten.’ Pollema: ‘Als telers steken we onze nek uit om de perceelemissie tegen te gaan. Maatwerk is cruciaal. We willen geen generieke maatregelen. Die dreigden er toch te komen. Het momentum is daardoor wel wat weg en dat is jammer.’
De verschillende maatregelen bij de Pollema’s sorteren effect, zo blijkt uit metingen van het slootwater. ‘Zelfs in de natte zomer van 2021 werden rondom de percelen van ons geen normoverschrijdingen geconstateerd. Dat viel ons 100% mee.’ Het project heeft de Pollema’s nóg teeltbewuster gemaakt. ‘Je leert van andere deelnemers en hoeft niet alles zelf uit te vinden.’ Toch jubelt Pollema niet alleen maar over de goede resultaten. ‘Het aantal toegestane gewasbeschermingsmiddelen neemt alleen maar meer af. Dat werkt niet motiverend. We hadden met de genomen maatregelen juist gehoopt op het behoud van middelen.’
Wachten op vervolgproject
LTO Noord is samen met Delphy bezig het project een passend vervolg te geven. Eigenlijk had er al een vervolgproject moeten lopen, zo geeft Van der Meulen aan. ‘De eerste subsidieaanvraag werd afgewezen. Daar balen we van. De kracht van het project is om gericht met meerdere mensen te kijken en te experimenteren in de praktijk.’