True Value in combinatie met True Pricing wil zeggen: de kosten en opbrengsten van natuur, klimaat, milieu, mooi landschap, gezondheid en dierenwelzijn meeberekenen in de prijs van voedsel. Dit relatief nieuwe systeem van waarderen en beprijzen kan de komende jaren het verdienmodel van boeren wel eens flink op de kop gaan zetten. Rabobank en een groep groentetelers nemen het voortouw.
‘Hoe True Value er over 15 jaar uitziet? Dat ik in de supermarkt een hamburger koop die duurder is geworden, maar waarvan ik zeker weet dat het de meest duurzame hamburger is die in het schap ligt en ook de meest gezonde. Dan is het gelukt om echt ‘true value’ toe te voegen aan het product.’ Zo kijkt Alex Datema, directeur Food & Agri Nederland bij Rabobank, naar zijn verwachtingen van het True Value-concept. Bij deze nieuwe manier van kijken naar de waarde van aardappelen, uien, melk of vlees worden de verborgen maatschappelijke kosten en opbrengsten van een product meegenomen in de prijs waarvoor ze in de supermarkt liggen. Ook worden ze in de toekomst wellicht meegenomen in de vergunningverlening. Of bij het bepalen van de waarde van een sector voor de samenleving.
‘Zorg dat boer die hard werkt aan mooi landschap een bedrijfseconomisch voordeel krijgt’
Landschap en milieu-impact beprijzen
Tijdens de najaarsnetwerkbijeenkomst van de AgroAgenda Noord-Nederland op 7 november in Drachten ging Datema uitgebreid in op de kansen voor boeren bij het hanteren van een True Value-systematiek. ‘Nu zit milieu-impact niet in de voedselprijs opgenomen. Dat regelen we via wetgeving, bijvoorbeeld dat je voor schoner water binnen 3 meter van de sloot niet mag bemesten. Met dat systeem zijn we best ver gekomen: de milieu-impact van onze landbouw is de afgelopen decennia met 60 tot 70% gedaald. Maar het is geen onderdeel van het economische systeem. Dus boeren, inclusief ikzelf, volgen altijd met frisse tegenzin de regeltjes op.’
Hij wees ook op de andere kant van het verhaal, het brede welvaartsverhaal. ‘Als je kijkt naar: wat produceert de land- en tuinbouw nu nog meer voor Nederland dan voedsel? Dat zijn zaken als natuur, waterkwaliteit, aantrekkelijk landschap of groene omgeving. Die kun je heel direct linken aan gezondheid, blijkt uit diverse onderzoeken. Die positieve waarden zitten ook niet in de economie. En dat is volgens mij nu net waar we wel naar toe moeten. Dat je de positieve én negatieve impact van voedselproductie juist onderdeel maakt van het economische systeem. Dat je zorgt dat die boer die hard werkt aan een mooi landschap of de boer met de laagste milieu-impact een bedrijfseconomisch voordeel krijgt. Dan weet ik zeker dat iedere boer gedreven is om dat te gaan doen. Die systeemverandering hebben we nodig om de landbouw te laten produceren in balans met de omgeving.’
Rabo pakt voortouw
De Rabobank besloot vorig jaar het voortouw te nemen om deze revolutionaire systeemverandering in de agrarische sector te realiseren. Dat heeft verschillende redenen. Datema: ‘Er is steeds meer maatschappelijk druk op grote voedselverwerkers om iets te doen aan milieu, natuur, biodiversiteit en klimaat. Als die grote verwerkers daar iets mee willen, moeten ze naar het boerenerf, want daar zit 80% van de impact.’ De tweede reden om in beweging te komen, is dat de natuurlijke bronnen van de McCains, de Marsen en de McDonalds van deze wereld – het voedsel dat boeren maken – steeds meer onder druk komen te staan. ‘De klimaatverandering zorgt voor onrust over waar ze in de toekomst hun product vandaan moeten halen. Dus die grote bedrijven proberen boerenbedrijven

robuuster te maken. Zodat zij, ondanks klimaatverandering, ook in de toekomst kunnen blijven produceren.’ Datema haalde McCain aan als voorbeeld. ‘Die heeft nu een wereldwijd programma om regeneratief aardappelen te gaan telen. Ik kan u verzekeren: ze hebben geen idee wat regeneratief betekent, maar ze zijn wel actief op zoek naar een manier hoe ze aardappelen kunnen telen op plekken waar dat in de toekomst moeilijk wordt. Ze kijken naar de vraag wat nodig is te veranderen om dat wel mogelijk te houden. Dat idee maakt dat er nu anders wordt gekeken in de keten.’ De derde driver is dat de Europese Unie grote voedselverwerkers verplicht om te rapporteren over duurzaamheid, bijvoorbeeld over hoe duurzaam een kilo suiker in het schap is geproduceerd.
Datema: ‘Als je die dingen samenpakt – dus waar kunnen we nog produceren in de toekomst, hoe moeten we produceren om voldoende te kunnen produceren, hoe maken we dat systeem robuuster en hoe gaan we zorgen dat we ook weten hoe duurzaam iets geproduceerd is – die maken dat er wel echt druk is om dat systeem te veranderen. En wij koppelen daar vanuit de Rabobank True Value nu aan vast.’
Waarden en één methodiek bepalen
De volgende stap is om gezamenlijke waarden te bepalen. ‘Onze ambitie is echt om dit een stuk verder te brengen. Wij hebben er hard aan getrokken, nu moet het iets worden van de hele keten’, stelt Datema. Daar is inmiddels een begin mee gemaakt. In juli 2025 kwamen meer dan 20 organisaties uit de voedselketen bijeen om de officiële start van True Value Language (TVL) als keteninitiatief te markeren. Het doel is om één gezamenlijke methodiek te ontwikkelen voor het meten van duurzaamheidsresultaten van primaire producenten, een systeem te ontwikkelen voor het waarderen en belonen van duurzame prestaties in de keten en als derde het rapporteren en verifiëren van data op een eenduidige, transparante manier.
True Value als basis
Maar er zijn toch al tal van mooie keurmerken in Nederland op gebied van duurzaamheid? Die belonen voor geleverde duurzaamheidsprestaties? Zo zou je het prijsverschil van 5, 6 cent tussen de Beter Voor-melkstroom van Albert Heijn en de gewone melkstromen ook kunnen bestempelen als True Value. Datema: ‘Maar Beter Voor kun je niet vergelijken met Planet Proof omdat ze op verschillende manieren kijken naar de werkelijkheid. Daarom willen we met het keteninitiatief toe naar één duurzaamheidstaal: True Value Language. Dat we allemaal op dezelfde manier gaan kijken naar duurzaamheid, dezelfde thema’s meenemen, dezelfde richting opgaan, zorgen dat we data op dezelfde manier verzamelen, dat we op dezelfde manier gaan rekenen en dat we allemaal dezelfde kpi’s hanteren.’ Hij benadrukt dat True Value Language de basis moet worden. ‘Daarbovenop kun je nog steeds keurmerken hebben die nog hoger gaan met hun eisen. Maar dan hebben we wel een systeem waarmee we eerlijk kunnen vergelijken: iedereen spreekt dezelfde taal.’
‘Als boer met data bewijst dat hij het beter doet dan de rest, zou je daar de vergunningverlening op kunnen baseren’
‘De supermarkten moeten de ondergrens van True Value gaan bepalen. En zeggen: hier beneden gaan we niet meer zitten met onze producten’, vindt Datema. In het huidige supermarktlandschap ziet hij een duidelijk verschil in benadering. ‘Albert Heijn zegt: ‘Wij zijn goed in duurzaamheid, hebben vier fantastische duurzaamheidskeurmerken. Maar naast die vier duurzaamheidskeurmerken liggen er nog tien minder duurzame of gezonde producten in het schap. Lidl heeft een andere strategie: zij bieden veel minder producten aan. Maar in de producten die ze aanbieden, kiezen ze overal voor het meest duurzame product. Dan liggen er niet andere varianten naast. En dat is waar wij naar toe willen met True Value: dat je het bodemniveau een flink stuk opkrikt.’
Hoe landt dit nu op boerenerf?
De volgende stap is het belonen van de boer. Hoe? ‘Bij de keurmerken is dat best wel goed gelukt, zoals bij het Beter-Leven sterkeurmerk voor vleeskuikens. Of de plus op de melkprijs voor minder CO₂-uitstoot van FrieslandCampina.’ Het belonen van meer biodiversiteit in het landschap, ziet de Rabobank-directeur liever ontkoppeld van het voedselproduct. ‘Gewoon betalen als een volwassen dienst die geregeld wordt. Deels zullen marktpartijen dit oppakken, maar hier zie ik vooral een rol van de overheid, die betaalt voor een mooi landschap.’
Een derde vorm van beloning is ondernemersruimte. ‘Als een boer met universele data kan bewijzen dat hij het veel beter doet dan de rest, kan hij vrijgesteld worden van generieke maatregelen. Of zou je daar misschien zelfs de vergunningverlening op kunnen baseren. Daar lopen inmiddels gesprekken over. In die zin is True Value niet alleen maar meer geld voor mijn product, het kan ook op andere manieren’, zegt Datema.
Wordt het voedsel duurder?
‘Ja. De consument zal gemiddeld genomen zien dat de voedselprijs omhoog gaat. Daar ontkom je niet aan als je duurzamer wilt producten wordt voedsel duurder’, stelt Datema. Hij citeert uit de voedselrede van Tom Middendorp. ‘Gezond voedsel is nu te duur voor velen, ongezond voedsel te goedkoop voor allen. Dat vergroot de ongelijkheid en drukt op onze zorgkosten. Ik denk dat hier de hele crux zit van ons huidige systeem. We hebben een fantastisch systeem opgezet waarmee we heel veel voedsel produceren. De kwaliteit van het voedsel is nog nooit zo goed geweest als nu. Alleen is het wel zo dat gezond voedsel voor velen nu te duur is en dat ongezond voedsel voor ons allemaal te goedkoop is. Als we dat willen veranderen, dan moet je niet naar de individuele spelers gaan kijken en die de schuld geven van de verkeerde uitkomsten van het systeem. Maar dan moet je het systeem misschien gaan veranderen. Het systeem dat we hebben gebouwd, is binnen de context van Nederland uit z’n voegen gegroeid. De impact van wat wij produceren op milieu, biodiversiteit, op klimaat en waterkwaliteit is dusdanig groot dat we ons dat niet meer kunnen veroorloven in de toekomst. We moeten daar wel objectief en eerlijk naar durven kijken.’
Meer mensen naar de voedselbank
Dat mensen aan de onderkant van de samenleving gedwongen worden om veel ongezond voedsel te kopen en daarmee korter leven, ziet Datema als een sociaal vraagstuk. ‘Daar zal de overheid zijn verantwoordelijkheid moeten nemen.’ Hij ziet wel een oplossingsrichting. ‘Als je het slim doet, is de landbouwtransitie heel makkelijk te financieren vanuit besparingen op de zorgkosten. De waarde van de land- en tuinbouw voor de maatschappij zit hem voor een heel groot deel in gezondheid. Daar kunnen we veel geld mee verdienen. Maar dan moet je wel inzichtelijk maken dat je met recht en onderbouwing aanspraak kunt maken op dat geld.’
‘Economisch sturen op bodemkwaliteit’
‘
Het systeem zit nu zo in elkaar dat de boer wordt betaald voor melk, vlees, aardappelen: alles wat het bedrijf verlaat. Maar economisch wordt er totaal niet gestuurd op de kwaliteit van de bodem. Dat is best vreemd, want dat verwachten we nu wel’, zegt melkveehouder Pieter van der Valk uit Ferwoude. In het programma Lân fol libben, te zien op www.omropfryslân.nl, komt hij aan het woord en zegt: ‘Boeren die meer richting circulaire landbouw willen bewegen, lopen tegen een systeem aan dat daar nog niet op is ingericht.’ Van der Valk, bekend van Agricycling en columnist bij Melk van het Noorden, wil graag zo circulair mogelijk boeren. Dat betekent dat hij zoveel mogelijk eigen mest, maar ook groene reststromen uit de omgeving wil gebruiken op zijn bedrijf om daarmee weer gras en gewassen te laten groeien. Hij hoopt dat in toekomst onze eigen plas en poep weer de grond in gaan om het cirkeltje rond te maken. ‘Als we daar voor gaan betalen, zijn we er al.’ Hij wijst op het geld dat nu naar afvalverwerking gaat. ‘Als een deel van dat geld naar boeren zou kunnen gaan, omdat zij die producten recyclen, dan hoef je aan de kant van de consument volgens mij helemaal niets te veranderen. Dan heb je het kringloopje rond. Afvalverwerkers zoals Omrin zouden dan geschikte afvalstromen klaarmaken en de boer verwerkt ze op zijn land weer tot een nieuw product, legt hij uit. Het is een samenwerking die op dit moment serieus wordt onderzocht: ‘De gesprekken lopen al.’
De échte kosten en baten van glasgroente
De glastuinbouw produceert niet alleen gezonde voeding, maar heeft ook milieu-impact, zoals CO₂-uitstoot en grondstoffengebruik. Er zijn echter ook maatschappelijke plussen, zoals waterberging voor een deel van Nederland of opvang en stabiliteit in het elektriciteitsnet. In het project Belonen & Beprijzen heeft de vruchtgroentesector, samen met Federatie Vruchtgroente Organisaties (FVO) en onderzoeksinstelling CE Delft, de maatschappelijke kosten en baten in kaart gebracht. Het resultaat van de eerste verkenningen: de teelt van vruchtgroente in Nederland veroorzaakt een milieulast van € 688 miljoen. Er tegenover staan maatschappelijke baten ter grootte van zo’n € 1,5 miljard. De milieukosten van de teelt van vruchtgroenten bestaan voor bijna 75% uit lasten die verband houden met het gebruik van fossiele energie. Daarnaast spelen fijnstofemissie en meststoffengebruik een rol. Maar er is ook een berekening gemaakt van wat het eten van groente de samenleving door middel van een besparing op zorgkosten oplevert. Als alle Nederlanders netjes hun 250 gram groente per dag eten, bespaart dat € 3,4 miljard op zorgkosten. Vruchtgroenten uit de kas hebben in dat bedrag een aandeel van € 1,4 miljard. Andere baten waaraan waarden zijn toegekend zijn: de bijdrage van de glasgroentebouw aan balans op het elektriciteitsnet (€ 27,8 tot 46,7 miljoen), flexibele neerslagopvang (bijna € 53 miljoen) en waterzuivering (€ 20 tot 40 miljoen). Tot slot is er een berekening gemaakt van hoeveel land er extra zou moeten worden gebruikt als de hoeveelheid vruchtgroente die Nederland produceert volgens Spaanse standaarden zou worden geteeld. Dan zou er 167 vierkante kilometer extra nodig zijn, oftewel de helft van de Veluwe. De teelt in Spanje is een factor 5 minder ruimte-efficiënt. Tijdens de presentatie van het rapport op 20 november complimenteerde Rabo-directeur Alex Datema de glasgroentesector met het True Value rapport. ‘Het is de eerste agrarische sector die zo’n berekening maakt en publiceert. Daar is lef voor nodig.’ Hij adviseerde wel om een vervolgstudie te laten doen naar de maatschappelijke kosten die de glastuinbouw veroorzaakt door de inzet van arbeidsmigranten. ‘Over die lasten is in het sociale domein veel discussie.’

















Het systeem zit nu zo in elkaar dat de boer wordt betaald voor melk, vlees, aardappelen: alles wat het bedrijf verlaat. Maar economisch wordt er totaal niet gestuurd op de kwaliteit van de bodem. Dat is best vreemd, want dat verwachten we nu wel’, zegt melkveehouder Pieter van der Valk uit Ferwoude. In het programma Lân fol libben, te zien op www.omropfryslân.nl, komt hij aan het woord en zegt: ‘Boeren die meer richting circulaire landbouw willen bewegen, lopen tegen een systeem aan dat daar nog niet op is ingericht.’ Van der Valk, bekend van Agricycling en columnist bij Melk van het Noorden, wil graag zo circulair mogelijk boeren. Dat betekent dat hij zoveel mogelijk eigen mest, maar ook groene reststromen uit de omgeving wil gebruiken op zijn bedrijf om daarmee weer gras en gewassen te laten groeien. Hij hoopt dat in toekomst onze eigen plas en poep weer de grond in gaan om het cirkeltje rond te maken. ‘Als we daar voor gaan betalen, zijn we er al.’ Hij wijst op het geld dat nu naar afvalverwerking gaat. ‘Als een deel van dat geld naar boeren zou kunnen gaan, omdat zij die producten recyclen, dan hoef je aan de kant van de consument volgens mij helemaal niets te veranderen. Dan heb je het kringloopje rond. Afvalverwerkers zoals Omrin zouden dan geschikte afvalstromen klaarmaken en de boer verwerkt ze op zijn land weer tot een nieuw product, legt hij uit. Het is een samenwerking die op dit moment serieus wordt onderzocht: ‘De gesprekken lopen al.’










