Van een ‘zorgenkindje’ op de akker naar een saldo van € 4.000 per hectare. Dat is de omslag die Agrico met haar pootaardappelen voor duizenden kleinschalige boeren in Kenia bewerkstelligt. De toenemende vraag vanuit vooral de fritesindustrie stuwt de vraag naar Nederlands pootgoed en helpt mee aan het doel: kleinschalige Keniaanse boeren bestaanszekerheid verschaffen.

‘It’s a bumpy road to success’ voor de pootgoedteelt in Oost-Afrika. En dat geldt ook voor de laatste kilometers over het onverharde pad naar de vestiging van Agrico PSA nabij de Keniaanse stad Nakuru. Stuiterend komen bezoekers aan bij de kantoren én opslag van pootaardappelen. Pootgoed dat geoogst wordt nadat het uit Nederland geïmporteerde uitgangsmateriaal één of twee keer vermeerderd is. ‘Jullie zijn ook niet veel gewend’, zegt Margaret Kwoba lachend. Zij is de financieel en commercieel manager van de vestiging. ‘Het grootste deel van het jaar zijn de wegen hier prima begaanbaar, maar de laatste weken hebben we hevige stortbuien gehad. Dat maakt dat ook onze toegangsweg in zo’n slechte conditie is. Het toont wel meteen één van de grote uitdagingen hier: het weer. De regen kan soms te lang uitblijven, maar soms ook erg hevig zijn. Met alle uitdagingen op het land en voor het transport als gevolg.’

Strenge keuringen

Het is voor Kwoba en haar team geen reden zich uit het veld te laten slaan. Integendeel, de laatste jaren wordt het fundament waaraan Agrico vanaf 2012 bouwt steeds steviger. Wat begon met rassenregistratie in 2012 is uitgegroeid tot een vermeerderingscapaciteit van maximaal 10.000 ton per jaar. Dat wordt vervolgens verkocht aan Keniaanse boeren. Die boeren zijn voor het overgrote deel ‘small scale growers’ met 0,5 tot 4 hectare grond. Naar schatting telt Kenia meerdere miljoenen van dit soort boeren. Daarvan nemen inmiddels enkele duizenden Agrico-poters af. Een aantal akkerbouwers kent wel een schaal van enkele honderden hectares. ‘Wij verkopen sommige klanten 50 ton, maar de meesten een zak van 50 kilo’, vertelt Kwoba.

‘De Keniaanse markt schreeuwt om nieuwe verbeterde rassen’

Het originele pootgoed komt in zakken van 25 kilo naar Kenia toe. Maar dan wel in zeecontainers. Voordat het vanuit de haven van Mombasa en de opslag in Nakuru het land op kan, is het vaak zeker twee maanden onderweg. De organisatie Kephis, de ‘Keniaanse NAK’, keurt in de tussentijd de geïmporteerde partijen meermaals. ‘Dat kost tijd, maar wij staan achter de strenge keuringen’, zegt Margaret Kwoba. ‘Schoon uitgangmateriaal is in Kenia nog altijd een duidelijke minderheid van alle aardappelen waarmee boeren telen. De officiële bevestiging dat wij met dit soort hoogwaardig materiaal werken, is voor ons daarom essentieel.’

Veel grond in de Keniaanse regio Nakuru is van een prima kwaliteit.

Het ras dat het meest vermeerderd wordt op de hectares die Agrico voor pootaardappelteelt benut is Markies, maar ook Manitou, Arizona en Napoleon worden voor de Keniaanse markt klaargemaakt en vinden hun weg naar kleinschalige boeren. Deze rassen sluiten aan bij de vraag vanuit de markt, maar hebben ook het ‘geluk’ te zijn geregistreerd. ‘Het duurt zeker twee tot drie jaar om een ras geregistreerd te krijgen via de Keniaanse overheid’, vertelt Peter Geluk, die namens Agrico de joint-venture in Kenia vanuit Nederland begeleidt. ‘De markt in Kenia schreeuwt om nieuwe rassen met betere verwerkingskwaliteit en hogere opbrengsten, maar de Keniaanse overheid is nog niet zover ontwikkeld dat er goede aanmeldingsprocedure bestaat. Wellicht verandert dit in de toekomst. Gelukkig kunnen we de marktvraag voldoende beleveren met de rassen die al geregistreerd zijn.’ 

Meer frites gevraagd

Een ras dat goed aansluit op de huidige marktvraag is Markies. Dit heeft alles te maken met de aantrekkende vraag vanuit de lokale fritesindustrie. Vooral fastfoodketen KFC timmert aan de weg in Oost-Afrika en vraagt steeds meer fritesaardappelen. ‘Markies is een ras dat hier goed groeit en de marktvraag beantwoordt. Dat geeft echt een boost aan onze onderneming hier’, zegt Brian Luckhurst Luckhurst. Hij is als operationeel manager actief bij Agrico PSA, maar betitelt zichzelf liever als de boer dan als manager. ‘De laatste paar jaar zijn om die reden grotere boeren ook aardappelen gaan telen en hebben wij soms zelfs moeite om voldoende uitgangsmateriaal te leveren aan deze consumptietelers. Dat komt ook doordat veel kleinschalige boeren beter leren om te gaan met aardappelteelt en de voordelen hiervan inzien.’

Een bijkomende stimulans vanuit de markt is dat de Keniaanse overheid de verwerkende industrie stimuleert om lokaal hun grondstoffen in te kopen. Importtarieven zijn duidelijk verhoogd om dat te bewerkstelligen. ‘Dat helpt zeker ook’, beaamt Luckhurst.

De moderne opslagruimte van Agrico PSA (links) waar binnen onder andere de gerooide pootaardappelen worden gezuiverd (foto rechts).

Hij legt uit dat aardappelteelt al jarenlang een belangrijke teelt is voor lokale boeren en een essentieel onderdeel van het consumptiepatroon. Alleen gebeurt de teelt vaak op basis van lokale rassen en met uitgangsmateriaal wat het jaar ervoor geoogst is en vol zit met bladrol en verschillende bacterieziekten. ‘Vooral het ras Shangi is mateloos populair in Kenia. Dat zit diep in de cultuur’, vertelt Luckhurst. ‘Maar door de manier van telen en de matige kwaliteit van het uitgangsmateriaal blijft de opbrengt vaak minder dan 10 ton per hectare steken. Wij bieden deze boeren niet alleen veel beter uitgangsmateriaal, maar ook intensieve training over hoe te telen, te oogsten en kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken. Het opbrengstpotentieel ligt door deze aanpak zeker op 20 tot 30 tot ton per hectare. Eigenlijk wel boven de 50 ton, maar dat is voor veruit de meeste kleinschalige telers niet weggelegd.’

Peter Geluk deelt die opvatting en ziet mede om die reden ook weinig voordeel in het toepassen van hybride-aardappelrassen of TPS in Oost-Afrika. ‘De uitdaging in Kenia ligt vooral in het managementniveau en daarbij helpt het niet om te switchen van een echte poters naar zaad.’
Luckhurst en Geluk bedoelen dat het hogere opbrengstpotentieel vooral niet wordt behaald omdat het kennisniveau bij de meeste kleinschalige boeren echt vanaf de basis moet worden opgebouwd. Om die reden verzorgt Agrico PSA op haar locatie maandelijks een training voor vele kleinschalige telers en delen ze op hun website gratis video’s met uitleg over teelt en alles wat daar bij komt kijken. Ook zijn er vijf agronomisten fulltime aan het werk die de kleinschalige boeren aansturen, begeleiden en trainen. De teeltbegeleiders hebben dagelijks contact met de telers en de markt.

Brian Luckhurst en agronomist Geofrey Mutai adviseren teler Lydia Wairimu.

Weersinvloeden uitdagend

Er zijn meer uitdagingen. Zo hebben de kleinschalige telers vaak beperkte middelen om te kunnen investeren in kunstmest en bestrijdingsmiddelen wanneer dat nodig is. Ook speelt het weer een bepalende rol. Gemiddeld valt in de regio Nakuru – drie uren rijden westelijk vanaf de hoofdstad Nairobi – 1.000 millimeter regen op jaarbasis; in 2023 bijvoorbeeld was dit op plaatsen slechts 400 millimeter. ‘Wij kunnen op ons bedrijf gedeeltelijk irrigeren, maar dat geldt voor de meeste Keniaanse boeren niet. Bij hen leken de akkers dat jaar net een woestijn en natuurlijk drukt dat de opbrengsten van alle gewassen’, zegt Luckhurst.
Al die aspecten opgeteld, maken dat Magaret Kwoba ook wat voorzichtiger is met haar inschatting over oogstopbrengsten van kleinschalige telers.

‘Ik reken aan de behoudende kant met 10 ton opbrengt per acre. Dat is 24 ton per hectare. De prijzen voor consumptieaardappelen liggen momenteel zeker op 45 Keniaanse schilling per kilo en meestal hoger. Dat is omgerekend € 0,30 en betekent een omzet van € 7.200 per hectare van zo’n oogst. De kosten voor de aankoop van poters, kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en arbeid liggen rond de € 3.200 per hectare dus dat betekent € 4.000 winst. Voor veel kleinschalige boeren hier is dat heel veel geld en een substantiële verhoging van saldo’s ten opzichte van voorheen. Bovendien kunnen wij hier in Kenia, door het klimaat, vaker dan één keer per jaar aardappelen telen.’ Kenia ligt op de evenaar en kent niet vier jaargetijden zoals Nederland, maar een langere en kortere regenperiode naast periodes van droogte.  

Brian Luckhurst doet samen met agronomist Geofrey Mutai een check bij de teelt.

Scepsis ebt weg

Kwoba en Luckhurst hebben een deel van de periode van opbouw ook mee gemaakt. Toen de telers en de afnemers nog aan de Nederlandse rassen moesten wennen. ‘Ik ben meer dan eens bij partijen als KFC langs geweest om de resultaten van ons product te tonen; dat het onderwatergewicht veel hoger ligt en de schil veel efficiënter verwerkt kan worden dan bij andere rassen. Dat werpt de laatste jaren zijn vruchten af’, zegt Luckhurst. ‘In het begin was er scepsis richting nieuwe rassen vanuit Nederland. Inmiddels is het besef redelijk wijd verspreid dat het een manier van werken is die een andere inzet van de telers vraagt, maar hen ook de kans biedt op een duidelijk beter inkomen. Alles wijst erop dat we die lijn de komende jaren hier kunnen voortzetten en uitbouwen.’

 

‘Hopelijk zien mijn dochters het potentieel dat landbouw biedt’

Lydia Wairimu (58) tovert snel haar notitieblokje tevoorschijn en noteert de tips die Brian Luckhurst haar geeft over welke bestrijdingsmiddelen zij wanneer moet toepassen. Dit om de late blight vlekken – een vorm van phytophthora – te bestrijden die op deel  van de jonge aardappelplantjes te zien zijn. Wairimu is een kleinschalige teler met 0,7 hectare aardappelen en een totaal areaal van 5 hectare aan grondareaal. Op die 0,7 ha teelt ze voor het eerst het ras Markies. Een klein oppervlak, maar voor haar belangrijk en ze toont zich dan ook erg leergierig. ‘Het is een uitdagende teelt en dit uitgangsmateriaal is veel duurder dan ik eerder aankocht.’
De kleinschalige boerin teelt ook erwten, mais voor humane consumptie, wortelen, uien en bonen. Daarbij houdt ze twee melkkoeien, een stier en twee stuks jongvee. ‘Daarmee ben ik hier niet eens een kleine boer’, vertelt ze lachend. ‘Aardappelen zie ik als een lastige en risicovolle teelt, maar wel één waarmee je echt iets kunt verdienen. Zeker als het uitgangsmateriaal geschoond is. De buren geloven dat echter nog niet. Zij schrokken nogal toen ik vertelde wat het pootgoed kostte, maar hopelijk kan ik hen over een paar maanden tonen dat mijn keuze loont. Dat vind ik wel spannend. Eerder dit jaar plantte ik ook aardappelen, dat was van het Shangi-ras. Maar door een koude periode in juli viel de opbrengst bij de oogst erg tegen. Dat bedoel ik met risicovolle teelt.’
Lydia Wairimu teelt voor de vrije markt. Brian Luckhurst wijst haar erop dat Agrico haar kan helpen bij in het vinden van afzet. ‘Zolang de koper maar alles wil kopen en niet komt selecteren’, reageert de boerin ad rem. Ze vertelt dat ze voor de teelt geld leent, maar niet via de bank. ‘Die vraagt een rente van circa 14%. Bovendien verplicht de bank je om een oogstverzekering af te sluiten waarvan de premie erg hoog is. Om die redenen zijn bankleningen voor ons soort boeren iets waar we proberen bij weg te blijven.’ Nu leent ze geld van haar dochters die allemaal hebben gestudeerd en een baan hebben in de financiële sector of op een advocatenkantoor. Dat is prachtig, maar ik wil hen graag de meerwaarde van het boer zijn tonen. Daarvoor helpt het als de gewassen ook echt renderen.’
Brian praat haar moed in: ‘Met Shangi mag je blij zijn als je 7 ton oogst als je alles goed doet, maar Markies kun je zeker meer dan 20 ton opbrengst halen. Je buren zullen nog verbaasd staan te kijken.’

Vorig artikelMeer inzicht met slimme liquiditeitsprognose
Volgend artikelPraten over gevoelens is niet zwak