De komende jaren kunnen duizend akkerbouwers en veehouders hulp krijgen van ReGeNL om hun bedrijf meer regeneratief te maken. Twee akkerbouwers die deelnemen vertellen dat ze pas op de lange termijn rendement verwachten van hun omschakeling en dat de omschakeling niet zonder risico’s is. ‘Wij doen onderzoek naar een landbouw die de maatschappij wil.’

Regeneratieve landbouw is geen duidelijk afgebakend begrip, beseft Wouter-Jan Schouten. Hij is programmadirecteur van ReGeNL. ‘Het gaat niet over specifieke maatregelen, maar over de richting’, legt hij uit. ‘Het is landbouw met een positieve impact op bodem, natuur en klimaat, in combinatie met een goed verdienmodel voor de boer. De rode draad is het optimaliseren van fotosynthese en daarmee van het bodemleven. Dat is goed voor bodemleven en goed voor de gewasproductie.’
Daarbij hoort een minimaal gebruik van synthetische stoffen, zoals kunstmest en chemische gewasbeschermingsmiddelen.

Kritiek uit biologische sector

Een deel van de biologische landbouw is kritisch op de term ‘regeneratief’. De koepelorganisatie Ifoam Organics Europe waarschuwde twee jaar geleden voor het onterechte gebruik van labels zoals regeneratieve landbouw. ‘Misbruik van deze groene claims belemmert de transitie naar een duurzaam voedselsysteem’, stelde de organisatie. ‘Niet alles wat blinkt is echter goud of groen en de term ‘regeneratieve landbouw’ is daar een goed voorbeeld van.’ Schouten begrijpt de zorg vanuit de biologische landbouw. Maar hij vindt die niet terecht. ‘Wij willen geen nieuwe niche, maar juist de meerderheid in beweging brengen.’ Hij benadrukt dat regeneratief geen leeg begrip is: ‘Wij kijken bij elke deelnemer goed of het bedrijfsontwikkelplan ambitieus genoeg is. Als dat niet zo is dan honoreren wij dat niet. Door dit programma hopen we juist misbruik van de term regeneratief tegen te gaan, door er een goede invulling aan te geven.’ 

ReGeNL: duizend boeren regeneratief in 2031

 

ReGeNL is één van de grootste programma’s in Europa op het gebied van regeneratieve landbouw. Het ontwikkelt samen met boeren en diverse partijen uit de keten een toekomstbestendige landbouwsector. Tussen nu en 2031 maakt ReGeNL met 1.000 boeren in Nederland de overgang naar regeneratieve landbouw met een positief verdienmodel. Deelnemers krijgen drie jaar begeleiding van een adviseur en als ze voldoen aan de criteria kunnen ze deelnemen aan groepsbijeenkomsten. Boeren krijgen een vergoeding voor de tijd die ze erin steken van € 2.400 per jaar. De eerste 68 ondernemers hebben zich gemeld. Dit jaar is er ruimte voor tachtig deelnemers. ‘Zo maken wij regeneratieve landbouw tot het nieuwe normaal tussen 2030 en 2040’, staat op de website. ReGeNL kon van start met een subsidie uit het Nationaal Groeifonds van € 129 miljoen. 

Voor zijn collega Gert Noordhoff bestaat regeneratieve landbouw uit drie onderdelen. Het eerste is zoveel mogelijk interactie tussen planten en het bodemleven. Het tweede is zoveel mogelijk koolstof uit de lucht halen en binden in de bodem. Als laatste noemt hij de omgeving zo veel mogelijk laten meewerken aan het voorkomen van ziekten, zoals met strokenteelt. Noordhoff runt het akkerbouwbedrijf Nieuw Udengast in Bellingwolde op 37 hectare kleigrond. Diverse (oude) tarwe-, gerst- en haverrassen rode en witte kool, spitskool, venkel, kruiden, pompoen, duivenbonen, luzerne, wikke, witte klaver en kruidenrijk gras maken deel uit van het bouwplan. Hij werkt volgens de regeneratieve methode Näser/ Wenz. ‘Ik wil ervoor zorgen dat de rhizosfeer zo optimaal mogelijk kan functioneren. Dat is namelijk de basis van gezonde plantgroei en dáár stem ik mijn maatregelen op af.’ Dat betekent onder andere strokenteelt (20 hectare) bij ziektegevoelige gewassen, deels niet-kerende grondbewerking, gebruik van fermenten, verschillende soorten bladbemesting na bladsapanalyse. Ook grond beluchten, oppervlaktevertering, onderzaai en bemesting met gedroogd zeewier past hij toe. 

Noordhoff heeft zich nog maar kort geleden aangemeld voor ReGeNL. Een belangrijke reden is dat hij kennis wil uitwisselen buiten de eigen bubbel. Hij koos jaren geleden al voor regeneratieve landbouw. ‘Omdat de maatschappij in toenemende mate een landbouw wil die een meerwaarde levert voor de maatschappij en we ons door middel van nieuwe maatregelen voor willen bereiden op weersextremen en het werken met minder inputs.’ 
De akkerbouwer deed hiervoor ook al mee aan een pilot van Agrifirm met veertig Groninger boeren. ‘Het is veel uitproberen’, legt hij uit. ‘Lang niet alles gaat goed. Ik ben daarom altijd op zoek naar informatie. Maar in Nederland is het lastig om aan goede informatie te komen over regeneratieve landbouw, heeft hij gemerkt. ‘Vooral in Duitstalige landen is er veel meer kennis over.’ Hij heeft vooral veel aan de kennis en begeleiding van de Duitser Dietmar Näser. ‘Dat is een van de grootste kennisbronnen in Europa op dit gebied.’ 

‘Met regeneratieve teelt hoop ik minder last te hebben van klimaatproblemen dan de gangbare landbouw’

Oosterhuis motiveert zijn keus voor regeneratieve landbouw als volgt: ‘Ik wil op dit stukje aarde dat ik kan beïnvloeden bijdragen aan herstel. Regeneratieve landbouw is niet de enige manier, maar als burgers zich zorgen maken over gewasbescherming dan moet ik daar wat mee als ondernemer. Ik ben 25 jaar verkoper geweest. Toen moest ik me plooien naar de eisen van de klant. Zo zie ik dat nu ook als boer. De maatschappij bepaalt, daar heb ik me als boer toe te verhouden.’ Dat is niet de enige reden, voegt hij eraan toe: ‘Ik vind het ook leuk om wat nieuws te doen.’

Wat is regeneratieve landbouw?

 

ReGeNL definieert regeneratieve landbouw als volgt: regeneratieve landbouw is een verzamelnaam van landbouwpraktijken die niet alleen de negatieve effecten van gangbare praktijken proberen te beperken, maar ook een positieve bijdrage leveren aan natuur, milieu, klimaat, voedselzekerheid en sociale omstandigheden. De basis is een gezonde, levende bodem met een positieve bijdrage aan alle ecosysteemdiensten en voldoende opbrengst in productie en inkomsten voor de boer. Regeneratieve landbouw kan elementen bevatten uit verschillende vormen van duurzame landbouw, zoals natuurinclusieve- en biologische landbouw. 

Weerstand vanuit de stad

Bij Oosterhuis speelde de locatie van het bedrijf ook mee bij zijn keus. Het ligt in de gemeente Groningen, op een paar kilometer afstand van de stad en tegen het dorp Thesinge. Groningen is een stad met een links, progressief bestuur, legt hij uit. ‘Er is zelfs een wethouder eiwittransitie van de Partij voor de Dieren. Die wil minder dierlijk en meer plantaardig met minder chemie, en voedsel voor de stad en niet voor de wereld. Ik ervaar in mijn omgeving ook een weerstand tegen de huidige manier van boeren. Daar heb ik mee te dealen en daar probeer ik op in te spelen. Ik maak mijn bedrijf meer maatschappij-inclusief. Mijn situatie is anders dan van een collega die tegen de Waddendijk woont.’

Oosterhuis deed ook al mee aan het project Fascinating waarbij veertig boeren met steun van de provincie Groningen op een perceel meer regeneratief werken, met begeleiding van een adviseur. Maar dat liep wat moeizaam, vindt hij. Daarop volgde hij een ‘intensieve’ cursus over regeneratieve landbouw. ‘Dat gaat heel ver, bijvoorbeeld over fermenteren en compostthee, maar als de helft klopt van wat ik daar leer is het nog heel waardevol.’
Dit voorjaar meldde hij zich aan bij ReGeNL. 

Is er voldoende kennis?

Volgens Schouten van ReGeNL is het voor akkerbouwers een verstandige keus om dat te doen. ‘Kijk als ondernemer naar de lange termijn, met alle beperkingen die er al zijn en nog zullen komen. Is je bedrijf dan over tien of twintig jaar ook nog een bedrijf met perspectief? Dit programma biedt een mooie kans om ondersteuning te krijgen om meer aan de slag te gaan met de toekomst van je bedrijf. Niet alleen, maar ook samen met collega’s in groepsbijeenkomsten.’ Het programma is nog in de opbouwfase. Noordhoff en Oosterhuis hebben na hun aanmelding nog geen begeleiding gehad. ‘Dat is wel nodig om regeneratieve landbouw sneller in de vingers te krijgen’, benadrukt Oosterhuis. Beide mannen hebben vertrouwen in het programma, maar constateren wel ‘dat er een gigantisch circus wordt opgetuigd voordat we als boer worden geholpen’.  Oosterhuis heeft wel wat zorg of er in Nederland genoeg adviseurs zijn met veel kennis van regeneratieve landbouw. ‘Anders leer je alleen van collegaboeren, die het ook zelf moeten uitzoeken.’

Menko Oosterhuis: ‘Ik wil op dit stukje aarde dat ik kan beïnvloeden bijdragen aan herstel. En als burgers zich zorgen maken over gewasbescherming dan moet ik daar als ondernemer wat mee.’

Geld naar adviseurs

In juni uitte Dick Veerman van Foodlog vergelijkbare kritiek op het programma: ‘Driekwart van het geld gaat naar adviseurs en niet naar boeren’, stelde hij. ‘Dat beeld is begrijpelijk, maar het doet geen recht aan de complexiteit van dit proces’, reageert Schouten. ‘Een groot deel van de € 129 miljoen uit het Nationaal Groeifonds gaat inderdaad naar kennisinstellingen en adviseurs. Maar dat bedrag is bij lange na niet genoeg om een omslag in de landbouw teweeg te brengen. Tegelijk proberen we veel geld uit de markt te halen om boeren te ondersteunen.’ Hij wijst er ook op dat elke deelnemer een vergoeding van € 2.400 per jaar krijgt voor de tijd die hij of zij erin steekt voor het maken en uitvoeren van een plan voor hun bedrijf. ‘Dat kan binnen de regels voor staatssteun. Een meerprijs vanuit publieke middelen kan niet. Dat is niet toegestaan.’ Noordhoff: ‘Dat vind ik een knelpunt. Je kunt niet van vooruitstrevende boeren verwachten dat ze door gaan met het investeren en blijvend financieel hun neus stoten. De wil is er en blijft er, maar de schoorsteen moet ook blijven roken en rente en aflossing moeten ook worden betaald. Er is dringend behoefte om als samenleving te gaan investeren in je ‘R&D-afdeling’ , die deze boeren in feite samen vormen.’ 

Een meerprijs als verdienmodel

Deelnemers krijgen wel de vergoeding voor de tijd die ze erin steken, maar niet voor de extra teeltkosten die voor de omschakeling nodig zijn en de risico’s zijn voor henzelf. Schouten beseft dat. Maar er zijn ook besparingen, geeft hij aan. Bovendien zijn er kansen voor een betere afzet of een hogere prijs en ook voor steun van andere overheden. ReGeNL voert daarom veel gesprekken met ketenpartijen, met financiële partijen en met overheden. Schouten noemt als voorbeeld de overeenkomst die FrieslandCampina in mei sloot met Lidl, waardoor dertig melkveebedrijven in een driejarige pilot concrete stappen zetten richting regeneratieve landbouw, met financiële steun van Lidl en met ondersteuning vanuit het ReGeNL. Ze ontvangen een meerprijs voor de melk die ze leveren. Als tweede voorbeeld noemt Schouten kruidenbedrijf Verstegen dat een keten van Nederlandse regeneratieve kruidentelers aan het opzetten is. ‘We voeren gesprekken met veel ketenpartijen’, verzekert hij. ‘Die zijn hoopgevend. Ik hoop dat nog veel van dit soort overeenkomsten zullen volgen.’

‘Er wordt wel een heel circus opgetuigd voordat ik als boer geholpen word’

Een andere mogelijkheid op een meerprijs is afzet in een korte keten. Oosterhuis stelt zijn bouwplan zo samen om mensen in de stad Groningen te voeden, maar hij verwacht op korte termijn geen extra inkomsten van die korte keten. ‘De afzetketen van de gangbare landbouw is heel efficiënt. In de korte keten ligt de kostprijs vaak hoger. Want het komt neer op relatief kleine hoeveelheden op veel verschillende locaties verkopen. Het is de vraag of veel consumenten bereid zijn de prijs te betalen die daar bij hoort.’

Investering in de toekomst

Gert Noordhoff experimenteert op zijn bedrijf in Bellingwolde volop met strokenteelt.

Oosterhuis verwacht de mogelijke verdienmodellen op de korte termijn hem nog weinig zullen opleveren. ‘Ik ga ervan uit dat het rendement van de boerderij de komende jaren heel beperkt zal zijn. Maar als de voorspellingen kloppen en we over vijf of tien jaar nog minder afhankelijk moeten zijn van chemische gewasbescherming en als de klimaatverandering met meer natte en droge perioden doorzet, dan ben ik daar klaar voor. Voor de korte termijn doe ik het verkeerd, maar ik geloof dat het verdienmodel op de lange termijn wel beter is.’

Ook Noordhoff ziet de omschakeling naar regeneratieve landbouw als een investering voor de lange termijn. ‘Met regeneratieve landbouw hoop ik minder last te hebben van klimaatproblemen dan de gangbare landbouw. Bovendien merk ik nu al iets minder ziekten en uitval in de gewassen. Ik ga ervan uit dat ik op de langere termijn minder kosten hoef te maken.’ Hij vindt het terecht dat er projecten zijn zoals ReGeNL die akkerbouwers steunen die dingen uitproberen en daarbij risico’s lopen. ‘Wij doen nu kennis op waar de hele landbouw op de langere termijn wat aan heeft.’

Vorig artikel‘Gerichter zoeken naar robuuste aardappel’
Volgend artikelOp naar € 300.000 voor een hectare grond?