Zoveel mogelijk hoogwaardig en kwalitatief goed pootgoed afleveren. Dat is in één zin samengevat de strategie op het bedrijf van akkerbouwer Simon Wilms (39) in Anna Paulowna. De teler van miniknollen erkent dat dit een voortdurende zoektocht is zonder pasklaar antwoord. Met onder andere tweewekelijkse teeltbegeleiding druppelen er langzaam maar zeker wel steeds wat meer antwoorden binnen.

Hij is deze koude maar zonnige decemberdag druk in de weer, akkerbouwer Simon Wilms. Met een schop graaft hij een profielkuil midden op een perceel met groenbemester. Hij kan dan, samen met z’n teeltbegeleider van TTW, zien of er sprake is van bodemverdichting of dat de groenbemester juist zorgt voor meer lucht en structuur in de bodem, zodat hij in 2026 nog meer en betere pootaardappelen van z’n akkers kan halen. Dit jaar waren de opbrengsten in de pootaardappelen erg goed, met gemiddeld 55 ton bruto en uitschieters naar zelfs 70 ton per hectare. Voor wat betreft de kwaliteit was het jaar uitdagender, met een hoge luizendruk en hier en daar wat verlagingen in klasse als gevolg van virus. Maar ontevreden is Wilms zeker niet.

‘Qua teeltseizoen was 2025 van begin tot eind met twee vingers in de neus. Je kon alles doen wat je wilde, we kregen telkens op de juiste momenten regen en dat resulteerde in recordopbrengsten. Alleen de prijzen vallen tegen, zeker die van de vrije rassen die meer dan zijn gehalveerd en waarmee we nu bijna tot onder de kostprijs zijn gezakt.’

Miniknollen en zaaiuien hoofdgewassen

Simon is de vierde generatie Wilms op het familiebedrijf in de vruchtbare Oostpolder, met makkelijk bewerkbare lichte tot zware zavelgrond. Hij runt de onderneming in maatschap met zijn vrouw Ada (37), die met haar financiële achtergrond scherp meedenkt over financieringsvraagstukken. ‘Ze kan mooie analyses maken die mij meer inzicht geven. Ik doe vooral de teelttechnische kant, zo vullen we elkaar goed aan.’ Simon en Ada hebben bijna 75 hectare grond in eigendom, pachten nog eens bijna 35 hectare ASR-grond en huren jaarlijks ook nog tussen de 20 en 30 hectare bij. Jaarlijks telen ze in een 1 op 4 roulatie gemiddeld 45 tot 50 hectare miniknollen. Het tweede hoofdgewas zijn gele en rode zaaiuien. Hiervan telen ze er jaarlijks tussen de 15 en 20 hectare. Verder 20 ha suikerbieten en tussen de 30 en 40 ha zomer- en wintertarwe. Ook ruilen ze grond uit met bollentelers of groentetelers voor aardappelteelt.

‘Pootgoedopbrengsten waren erg goed, met gemiddeld 55 ton en uitschieters naar 70 ton per hectare’

Het bedrijf teelt pootgoed voor de handelshuizen Agrico (35 ha) en Stet (5 ha). Daarnaast is er 10 hectare vrije teelt, dit vanwege risicospreiding. ‘We zijn zo’n vijftien jaar geleden overgeschakeld van stammenteelt naar miniknollen. Ik zag daar meerwaarde in, juist vanwege de gunstige ligging dicht bij de kust, in een echte pootaardappelpolder.’ De miniknollen worden tot drie, soms vier jaar geteeld op het bedrijf, om daarna zoveel mogelijk als S afgeleverd te worden. Wilms streeft naar maximaal 5 hectare per aardappelras. ‘Zeker als je teelt voor het hogere segment, vind ik voldoende risicospreiding gezonder voor het bedrijf.’ In 2025 teelde hij 13 verschillende rassen en dat zijn er eigenlijk een paar te veel. ‘Maximaal tien is een mooi aantal.’

De teler mag graag experimenteren, het geeft hem nieuwe inzichten. Zoals met de uienteelt, die jarenlang in het teeltplan ontbrak. De sterk schommelende prijzen en de moeilijke teelt weerhielden zijn vader Henk ervan. Maar Simon zag er heil in en bleef aandringen. ‘Dat was in 2013. Ons bedrijf groeide in omvang, maar we hadden alleen pootaardappelen als financieel sterk gewas. Ik wilde uien erbij. Toen ben ik met mijn vader een weddenschap aangegaan: als het lukt om meer dan € 10.000 saldo per hectare te draaien, dan gaan we door. We oogstten dat jaar 75 ton keer 15 cent en kwamen daarmee net door de € 10.000 heen. Nu telen we er dus jaarlijks 15 tot 20 hectare van.’

Teeltbegeleiding geeft meer inzicht

Simon Wilms: ‘Met elke nieuwe informatie-input wordt de kennis over het gewas of de bodem betrouwbaarder en dus bruikbaarder voor de teelt. Data uit teeltbegeleiding kan bijvoorbeeld ook slechte plekken of bodemverdichting op percelen aan het licht brengen.’

Bij zowel de miniknollen als de zaaiuien krijgt de akkerbouwer teeltbegeleiding van TTW. Met een tweewekelijkse bemonstering van zowel het gewas als de bodem brengt adviseur Philippe Boutrs in kaart wat het gewas nodig heeft en wat de bodem kan leveren. Dit voorkomt over- en onderbemesting en zorgt voor een efficiënte inzet van hulpstoffen. Zo adviseerde hij Wilms dit jaar om terughoudend te zijn met stikstofgift, omdat die gedurende het seizoen voldoende voorradig was in de bodem.

Ook zag de teeltadviseur in de bodem een bovengemiddelde aanwezigheid van de stof molybdeen, die de bolvulling belemmert. ‘We hebben vervolgens met extra silicium als bladbemesting dit geprobeerd op te lossen. Dankzij de siliciumbladbemesting ging de bolvulling soepeler.’

‘Dat was voor mij een eyeopener. En uiteindelijk hebben de uien het wel lang volgehouden’, vertelt Wilms. ‘Gerichte bijsturing op basis van gemeten tekorten of juist te grote hoeveelheden aan mineralen, voedingsstoffen en elementen is een specialiteit van ons’, zo vertelt Boutrs. ‘En onze tweewekelijkse perceelsbezoeken maken het ook mogelijk om ziektes, plagen en groeiafwijkingen vroegtijdig te signaleren, op basis waarvan de teler dan kan beslissen op te treden dan wel bij te sturen met bladmeststoffen, sporenelementen of gewasbeschermingsmiddel.’ 

Een paar extra scherpe ogen

Simon Wilms probeert met de teeltbegeleiding hogere opbrengsten en uiteindelijk ook een betere kwaliteit in zowel aardappelen als uien af te leveren op de markt. Hij vindt het vooral ook prettig dat er gedurende het groeiseizoen een paar extra scherpe zijn die de stand van het gewas nauwlettend in de gaten houdt. ‘Zelf neem je je voor om regelmatig het veld even in te gaan, als een soort van agronoom. Alleen blijft het daar nog wel eens bij. En het voordeel van TTW is dat ze een hoop theoretische kennis koppelen aan waarnemingen in het veld. Op basis daarvan zien ze toch bepaalde samenhang of correlaties die je verder kunnen helpen. Met elke nieuwe input aan informatie wordt de kennis over het gewas of de bodem betrouwbaarder en dus bruikbaarder voor de teelt’, denkt hij.

‘De data kunnen bijvoorbeeld ook slechte plekken of bodemverdichting op percelen aan het licht brengen.’ Binnenkort evalueert Wilms samen met zijn teeltbegeleider Philippe Boutrs het afgelopen teeltjaar en kijken ze naar het bouwplan voor 2026. Op basis van teeltgeschiedenis en actuele bodemmonsters geeft TTW dan advies over de basisbemesting. En dan start het nieuwe teeltseizoen, met tweewekelijkse monitoring.

Deel ploegen en deel NKG

Simon en z’n vader Henk bespreken tijdens de koffie het vak. Ze komen tot de conclusie dat het weer uiteindelijk altijd baas blijft. ‘We experimenteren bijvoorbeeld met niet-kerende grondbewerking. Toen het vorig jaar zo nat was, vervloekten we dat systeem. Maar we zien bij droogte dat NKG juist z’n voordelen heeft. Omdat dat de natuurlijke gangen intact laat, waardoor die capillaire werking beter is. Omdat we vooraf nooit weten wat het weer doet, doen we nu van alles wat: een deel NKG en een deel ploegen, risico’s spreiden dus, op basis van een zo’n goed mogelijke inschatting van wat omstandigheden toelaten en voor welke teelt het is. Waar ze helemaal mee zijn gestopt is ploegen in de veur. ‘Daarmee slip je in onze beleving de natuurlijke gangetjes die de wortels van de groenmester hebben gecreëerd te veel dicht. We hebben een vierschaars bovenover-ploeg gekocht.’

‘Ik vind het duurzaam als we per vierkante meter zo’n hoog mogelijke opbrengst halen’

In 2015 bouwden ze een nieuwe bewaarschuur. De zes bewaarcellen bieden plaats aan 2.200 kisten. Twee cellen zijn ingericht voor het drogen en bewaren van zo’n 720 ton zaaiuien. De andere cellen zijn geschikt voor het drogen, bewaren en koelen van zo’n 1.500 ton pootaardappelen. Vorig jaar kwam er een nieuwe verwerkingslijn met een optische sorteerder, de Optica Q van Tolsma. En ze investeerden in de aankoop van bijna 20 hectare ASR-grond, die ze financierden uit het verduurzamingsfonds van € 3 miljard euro van de Rabobank. Het gaat om mooie, rechte percelen van 200 bij 500 meter. Wilms spreekt van een goede, waardevaste investering.

 

Kijken naar de toekomst

Dat er steeds meer boeren stoppen, vindt hij jammer. De toenemende claims op landbouwgrond, discussies over gewasbeschermingsmiddelen, vooroordelen over de vervuilende boer, is het nog leuk om boer te zijn? ‘Zeker weten van wel’, antwoordt Simon volmondig. ‘Ik denk zeker dat pootgoedtelers een goede kans maken. Het is een van de weinige gewassen in Nederland waarvan je kunt zeggen: daar voeden we echt de wereld mee. Alleen het beleid zal bepalen voor hoeveel telers dat is. En ik zal me altijd in blijven zetten voor zoveel mogelijk landbouwgrond. Omdat ik vind dat we gewoon een heel mooi landbouwland zijn. Met niet alleen maar praktische, maar juist ook veel theoretische kennis die de hele wereld over gaat. Ik heb dit met eigen ogen gezien na bezoeken aan India en Noord-Afrika, hoe ze daar dankzij Nederlandse kennis goed aardappelen kunnen telen en hoe belangrijk het virusvrije materiaal uit Nederland is. Dat vind ik al een heel mooie motivatie om pootgoed te telen.’ 

Voor het blijven ontwikkelen van die kennis heeft de Nederlandse landbouw wel een bepaalde omvang nodig. ‘Daar maak ik me wel eens zorgen over.’ Van nabij ziet hij de druk op gewasbeschermingsmiddelen toenemen. ‘Ook ik voer wel eens gesprekken met ongeruste burgers, als ik met een spuit aan kom rijden. Ik probeer dan het gesprek aan te gaan en maximaal met ze mee te denken. Maar ook uit te leggen dat het soms toch even nodig is.’

Over duurzaamheid kun je discussiëren, vindt hij. ‘Ik vind het duurzaam als we per vierkante meter zo’n hoog mogelijke opbrengst halen en daar is soms een beetje input van middelen voor nodig. Dan heb je elders minder grond nodig en kun je daar meer grond vrijmaken voor natuur of andere functies. Maar hier wil de Nederlandse regering op alle grond alle functies, dus én biodiversiteit én natuur én landbouw. Eigenlijk heb je dan meer grond nodig. En vergis je niet, wij boeren willen echt wel doorbewegen naar schoner en beter, maar dan moeten ze ons wel de tijd gunnen. Als ik zie hoe snel nieuwe wet- en regelgeving elkaar opvolgt, daar kun je als ondernemer soms moeilijk op investeren. De overheid zou veel meer een routekaart moeten uitstippelen voor de komende 20 jaar.’

Recordaantal kilo’s verzacht pijn  

De financiële opbrengst in 2025? ‘De kilo’s die we dit jaar met recordopbrengsten meer hebben geoogst, gaan niet het verschil qua terugval in prijs compenseren, zeker niet bij de vrije rassen. Vorig jaar hadden we zowel in het voor- als najaar veel last van regen, met fikse opbrengstderving tot gevolg. Maar toen kwam de uitbetaling, met poolprijzen van 60 cent en tot wel 70 cent voor de vrije rassen, en vergat je de ellende snel weer. Dit jaar zijn we in elk geval blij dat we zoveel kilo’s hebben geoogst, waardoor je misschien toch nog een saldo hebt. Ook in de uien zal het dit jaar financieel wat minder zijn. Ach, ik probeer het maar gemiddeld gezien, we hebben natuurlijk een paar fantastische pootgoedjaren achter de rug. En die komen er vast weer.’

Vorig artikel‘De boer als stroomaanbieder wordt komende jaren dé trend’
Volgend artikel‘Tot € 1.000 per hectare voordeel met potato-e’