De 20 hectare grote Boerderij van de Toekomst in Lelystad toont aan dat er toekomstbestendige oplossingen voor de akkerbouw zijn die niet heel ingewikkeld of hightech hoeven te zijn. Volgens WUR-onderzoekers Lennart Fuchs en Pieter de Wolf kan de sector zelf initiatief nemen. Een interview over praktijk en toekomstvisie waarin contact met de akkerbouwers essentieel is.

Wat levert vier jaar Boerderij van de Toekomst aan inzichten op?
Lennart Fuchs: ‘Hoe meer je over de toekomst in gesprek komt, hoe meer je erover leert. Je komt erachter dat er niet één simpele formule is om alle uitdagingen succesvol aan te gaan. Om iets in beweging te zetten, moet je dingen bij elkaar brengen. Concreet kan je zeggen dat we binnen de komende tien jaar een meer gerichte bemestingsstrategie kunnen gebruiken. We zijn de bemesting vooral meer gaan afstemmen op de behoefte van het gewas. We kunnen de stikstofverliezen op klei sterk beperken. Een stikstofefficiëntie van 75 tot 80 procent blijkt daar haalbaar met beperkte inputs en zonder grote verliezen. Op uitspoelingsgevoeliger zand is dat ingewikkelder. Overigens zitten we nu nog met de rare werkelijkheid dat het lucratief is om als akkerbouwer zoveel mogelijk dierlijke mest uit te rijden. De kennis om het beter te doen hebben we, maar de prikkel ontbreekt nog.’
Boerderij van de Toekomst gaat verder
Een zo duurzaam mogelijk akkerbouwsysteem ontwikkelen. Dat is de opdracht voor De Boerderij van de Toekomst, waarin de Provincie Flevoland, het ministerie van LVVN en WUR participeren. Hierbij worden maatregelen en kennis uit de biologische en gangbare landbouw gecombineerd. Het project draait nu vijf jaar. Projectleider Pieter de Wolf is samen met Lennart Fuchs verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken bij de Boerderij van de Toekomst. Voor de komende jaren staat een verdere uitrol van de Boerderij van de Toekomst naar andere regio’s op de agenda; de Zuidwestelijke Delta, Zuidoostelijk Zand en de Veenkoloniën. ‘Er liggen al langer ontwerpen voor deze regio’s, nu moet concreet onderzoek van de grond komen. Dat is belangrijk: iedere regio kent immers zijn eigen context en uitdagingen’, zegt Pieter de Wolf.
Pieter de Wolf: ‘Die hoge stikstofefficiëntie was een verrassing op de Boerderij van de Toekomst, vooral omdat we dat binnen twee jaar konden behalen. Het tweede grote inzicht was dat we met vaste rijpaden en onbereden bedden binnen diezelfde twee jaar zoveel zichtbaar effect hadden op bodem, waterhuishouding en gewas.’
Wat maakte het tot een verrassing?
De Wolf: ‘In de grote proef BASIS werd het effect van niet berijden steeds met de oogst ongedaan gemaakt, omdat we de oogst van rooigewassen niet vanaf rijpaden konden doen. Na de peenoogst was er dan veel structuurschade. Nu we die ook vanaf rijpaden kunnen oogsten, zagen we nog nooit zo’n mooie grond na peen. Hier hebben we iets wat boeren overtuigt, al is een rijpadensysteem op 3 meter wel ingewikkeld te realiseren binnen de bestaande bedrijfsmechanisatie.’
Fuchs: ‘Dat die grond zo goed is, zit in de hele combinatie van groenbemesters, rotatie en mechanisatie. Iedereen is zich er bewust van dat je moet werken aan integrale bodemkwaliteit. Het natte najaar van twee jaar geleden bewijst echter hoe moeilijk dat is, als je toch moet oogsten. De praktijk is ingewikkeld en wij boffen op de proeflocatie met wel heel mooie grond.’
Dus vaste rijpaden en onbereden bedden hebben de toekomst?
De Wolf: ‘Op de Nationale Bodemtop van begin dit jaar zag de zaal dit echt als een oplossing, beter dan werken met lichte machines of lage bandenspanning. Dan volgt het sociaaleconomische aspect: doet mijn loonwerker ook mee en de collega’s waarmee ik grond ruil? Ik hoorde ook: ‘Ik zou het wel willen, maar zie niet dat ik dat in mijn eentje kan realiseren’. In het vervolg van de Boerderij van de Toekomst zouden we hier graag een praktijkpilot met een groep boeren en loonwerkers voor opzetten.’
Hebben jullie meer voorbeelden van een nieuw inzicht dat de Boerderij van de Toekomst heeft opgeleverd?
Fuchs: ‘Wat we zeker moeten noemen, is de aanpak van gewasgezondheid. Daar ligt een belangrijke rol voor robuuste rassen, in combinatie met beslissingsondersteunende systemen. Wij hebben dat niet zelf bedacht, maar wel laten zien dat dit werkt. Je brengt het aantal bespuitingen tegen phytophthora sterk terug.’
De Wolf: ‘Collega Geert Kessel heeft ons geholpen met de strategie, die inmiddels ook is overgenomen door BO-Akkerbouw. De hele keten is erbij betrokken. Wij liepen daar met Boerderij van de Toekomst een paar jaar op voor, samen met de gewasgezondheidsprojecten in Lelystad en Vredepeel. We proberen op te pakken wat mogelijk is en ook te agenderen wat niet goed komt. Bij dat laatste kan je denken aan het wegvallen van de bodemherbiciden. Dat is een uitdaging. Agenderen kan in zo’n geval net zo waardevol zijn als het leveren van kant-en-klare oplossingen.’
Wat gaat de Boerderij van de Toekomst de komende jaren doen?
De Wolf: ‘Misschien is het goed om eerst te zeggen dat we onze positie hebben moeten opbouwen met de Boerderij van de Toekomst. In 2020 startten we met steun van het landbouwministerie, Provincie Flevoland en onze eigen organisatie, Wageningen UR. Aanvankelijk was er scepsis, we moesten ons bestaansrecht nog bewijzen. Maar de aanvraag om de komende jaren een vervolg te geven aan dit project, wordt inmiddels gesteund door ruim 20 partijen, zoals belangenorganisaties, ketenpartners en overheden. We zijn niet ‘geframed en geclaimd’. Het is belangrijk om vertrouwen te hebben en als gesprekspartner gezien te worden door de boeren en andere stakeholders. Dat is een belangrijk uitgangspunt, waar we de komende jaren verder mee kunnen.’
Fuchs: ‘In de komende jaren staat een verdere uitrol van de Boerderij van de Toekomst naar andere regio’s op de agenda (zie kader). Wij gaan het hier meer op zijn Flevolands doen.’

Wat moet ik me daar bij voorstellen?
Fuchs: ‘In Flevoland zijn drie sporen aangemerkt als belangrijk. Het eerste is gericht op humane voeding in balans met de omgeving en biodiversiteit, een verdere uitwerking van wat we nu doen. Het tweede gaat om hoge kwaliteit uitgangsmateriaal. Flevoland kan zich op lange termijn onderscheiden met pootgoed voor het topsegment. De goede rotatie en beste bodemgesteldheid zijn daarin essentieel en je kan geen hoge risico’s nemen. Het derde spoor is voor de gronden die minder geschikt zijn voor spoor 1 en 2. Dan gaat het om gebieden met bodemdaling of waar geen kwalitatief beregeningswater is en gebieden nabij natuur of stad. Er valt rond de stad niet één agronomisch ontwerp te maken. Soms zou je kunnen investeren om spoor 1 en 2 te kunnen volgen of om bewust voor andere alternatieven te kiezen.’
De Wolf: ‘Nederland kan zich op de wereldwijde pootgoedmarkt alleen blijven onderscheiden met het beste pootgoed. Dat heeft consequenties: moet je dan in je bouwplan gewassen blijven telen die misschien wel een hoog saldo hebben, maar ook een kwaliteitsrisico opleveren voor pootaardappelen? Het vereist ook veel vakmanschap van telers. En misschien moeten we pootgoed en consumptieaardappelen wel beter ruimtelijk gaan scheiden om overdracht van virus te beperken.’
De Wolf: ‘We hebben te maken met veel ruimtelijke claims. Als je vanuit de landbouw grond moet inleveren, kijk dan welke grond het minst geschikt is voor landbouw in de toekomst. Naar een onderwerp als wonen moeten we nationaal kijken, naar voedselzekerheid misschien wel op Europese schaal.’
Weer naar 2035. Hoe ziet het er dan uit in de akkerbouw?
De Wolf: ‘We kunnen wel rijtjes gaan opsommen met technologische hoogstandjes, maar op de Boerderij van de Toekomst bereiken we nu het meest met lowtech-oplossingen. Het rijpadensysteem vraagt alleen brede assen en GPS. Laten we hightech-middelen niet tot doel verheffen. We moeten ons bij allerlei fancy oplossingen vaker afvragen welk probleem we er eigenlijk mee oplossen. In Noord-Nederland kunnen we ons bij uitstek richten op hoogwaardige productie. Dat vraagt technische en managementmatige ondersteuning voor de boeren. Selectiewerk met een sensor heeft daarbinnen potentie. Het kan in de bollen en ik verwacht dat de akkerbouw volgt. Ik zou de sector willen vragen daar de regie te pakken, want medewerkers die dit kunnen zijn schaars aan het worden.’
Fuchs: ‘Om de regie te pakken, moet de sector doelgericht sturen. Er is inmiddels al veel data en er komt veel meer. Zorg dat je daarin aan het stuur blijft. Er wordt momenteel veel geld beschikbaar gesteld voor digitalisering en robotisering. Zorg dat je daar als sector bij betrokken bent zodat er geinvesteerd wordt in de oplossingen die passen bij de grootste vraagstukken.’
Op welk gebied zal de data helpen?
De Wolf: ‘In 2035 is dat belangrijk voor het management van de teler. Gewasbescherming via de principes van Integrated Crop Management wordt bijvoorbeeld zo ingewikkeld dat data en beslissingsondersteunende tools daarbij moeten helpen. Het is niet meer te overzien voor boer en adviseur.’
Fuchs: ‘Ons landbouwsysteem wordt op veel vlakken kennisintensiever.’
En ziet een akkerbouwbedrijf er in opzet anders uit in 2035?
De Wolf: ‘Ja. We doen krampachtig over het belang van het gezinsbedrijf in de melkveesector en de akkerbouw, maar in de bollen zie je ook al andere bedrijfsvormen. We lopen steeds meer tegen de grenzen van het gezinsbedrijf aan, zowel bij kennis- als bij kapitaalsintensiviteit.’
Fuchs: ‘Er zijn gezinsbedrijven die meekomen, maar het geldt niet voor iedereen.’
De Wolf: ‘Kennis- en arbeidsintensieve bedrijven in Nederland vragen veel van de ondernemer. De ontwikkeling van de sector wordt beperkt, als je te strak blijft koersen op het gezinsbedrijf.’
En hoe ziet een akkerbouwbedrijf er in 2035 uit wat betreft de ecologie?
Fuchs: ‘Als eerste zullen we zo effectief en efficiënt mogelijk met de inputs moeten omgaan, zodat de emissies minimaal zijn. Stap 1 daarin is dat we nog geïntegreerder gaan werken. Daarna volgt aandacht voor de basiskwaliteit van de natuur. Dit betreft de soorten die passen in de akkernatuur. Je vult dat niet alleen in op perceelsniveau met gewasdiversiteit, maar ook op landschapsniveau rondom de percelen. Al is dat soms makkelijker gezegd dan gedaan, zo blijkt het in de prakrijk nog lastig om meerjarige akkerranden in stand te houden.’
Fuchs: ‘Hoe richt je al je niet-productieve elementen zo ecologisch mogelijk in? Slootkanten zijn bijvoorbeeld heel belangrijk voor jonge vogels en in de akkers breken we de monoculturen, al moet je voorzichtig zijn met te positieve verhalen. Dat zag je bij de strokenteelt, die niet direct de grote voordelen bracht die we voor ogen hadden.’
De Wolf: ‘Er is niet een simpele oplossing voor alles en soms zijn de verwachtingen erg hoog, waardoor de teleurstelling uiteindelijk ook groot is. Met gewasdiversiteit in een perceel stimuleer je naast de gewenste biodiversiteit, soms ook ongewenste soorten. Het blijft landbouw. We sturen en corrigeren binnen een ‘natuurlijk’ systeem. Soms heb je gewoon echt een probleem.’
Zijn we het in 2035 eens met elkaar over wat de landbouw mag?
De Wolf: ‘Je ziet ook in het Noorden spanning tussen landbouw en natuur. De discussie is zo gepolariseerd! Als er niets meer mag, heb je geen landbouw. We ontkomen trouwens niet aan het gesprek. De escalatie rond de bollen is deels het gevolg van dat er geen gesprek plaatsvindt. Als je voor de rechter eindigt, ben je al ver van huis. Zorg dat het niet zover komt op andere plekken, investeer in het gesprek met elkaar en neem de zorg van omwonenden serieus.’

Zijn de maatschappelijk gewenste maatregelen inpasbaar?
De Wolf: ‘Met relatief eenvoudige maatregelen kan je al een heel eind komen. Laten we beginnen met die maatregelen die voor een hele grote groep inpasbaar zijn.’
Fuchs: ‘Ja, als we de kennis van nu benutten, dan is er door goede landbouwpraktijk al heel veel te bereiken.’
De Wolf: ‘Op de Boerderij van de Toekomst richten we ons op de grote groep. Als je met een grote groep een paar stappen kunt zetten, kan dat een groot effect hebben. Werk vanuit bereiken, verbinden en vertrouwen! Er zijn genoeg boeren die wel willen veranderen, maar ze zijn de afgelopen jaren wantrouwend geworden.’
Fuchs: ‘Als je wantrouwend bent, verlies je het vermogen om kritisch naar jezelf te kijken. Het gevaar is dat je jezelf in je bubbel terugtrekt en vergeet je bedrijf toekomstbestendig te maken.’
De Wolf: ‘Ik hoop dat boeren zich in 2035 gewaardeerd voelen en met vertrouwen naar de toekomst kijken. Daar moeten we aandacht voor houden, anders zitten we straks met fantastische dingen voor boeren die niet meer verder willen.’
Boeren we in 2035 regeneratief?
Fuchs: ‘Natuurlijk moeten we in 2035 kijken hoe we een positief effect op de bodem en de omgeving hebben. Bij Boerderij van de Toekomst streven we drie kwaliteiten na: productief, regeneratief en weerbaar.’
‘Er is niet voor alles een simpele oplossing’
De Wolf: ‘Het gaat niet om een setje maatregelen. Wij gebruiken de term regeneratief al vanaf het begin van Boerderij van de Toekomst. Daarmee bedoelen we dat een toekomstig landbouwsysteem een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van bodem, water, lucht en biodiversiteit. In de tussentijd zijn er steeds meer initiatieven en projecten bijgekomen die de term ‘regeneratief’ ook zijn gaan gebruiken.’
Fuchs: ‘De term wekt argwaan op aan de ene kant, omdat grote bedrijven uit de voedingsindustrie het begrip gebruiken in hun verantwoording op het gebied van duurzaamheid. Tegelijkertijd zorgt de hallelujastremming van regeneratieve voorlopers soms ook voor argwaan.’
De Wolf: ‘Soms denk ik dat een term als ‘regeneratieve landbouw’ ons afleidt van echte uitdagingen. Nu lijkt het een term voor marketing geworden. De term is onvoldoende gedefinieerd en niet beschermd. Het is landbouwkundig niets nieuws. Het is vaak gewoon goede landbouwpraktijk. Met de hoeveelheid geld in regeneratieve projecten hadden we ook echte problemen kunnen oplossen!’
En de verkeerde prikkel in de mestafzet, die we eerder bespraken?
Fuchs: ‘De rol van de veehouderij in de mest zal over tien jaar anders zijn geworden, als de veehouderij kleiner is geworden en er zelfs een tekort aan dierlijke mest is ontstaan. De akkerbouw kan strategisch niet afhankelijk blijven van de veehouderij voor mest, zeker in regio’s met minder veebedrijven. Waar halen we de nutriënten dan vandaan? Allereerst gaan we nog gerichter bemesten met de kennis die er al is. Daarnaast verwacht ik dat we meer terug gaan winnen uit riool en reststromen. Zolang we dierlijke mest in overvloed hebben, is dat nog duur.’
De Wolf: ‘Grondgebondenheid moet je dan niet zien op bedrijfsniveau, maar op gebiedsniveau. Zie heel Nederland maar als een groot gemengd bedrijf. We denken nu nog te sectoraal. Daarbij gaan we merken dat klimaatverandering een grotere uitdaging is dan de maatschappelijke vragen en beleidseisen van nu. Klimaatadaptatie is een grote fysische uitdaging.’
Fuchs: ‘Afwachten is een slechte strategie daarbij. Neem de regie over de toekomst en dat hoeft niet in je eentje.’






























